In de jaren ‘50 van vorige eeuw gingen wij, 4 zusjes in de leeftijd van 4 tot 10 jaar, met papa aan de hand, met de trein naar het verre Gelderland. Onze mama moest aansterken en wij bleekneusjes ook, hoewel wij er niet slecht uitzagen, maar ja; de kinderen even “opgeruimd” staat netjes.
Het grote station met veel perrons was angstaanjagend groot, we waren nog nooit erg ver van huis geweest. In Vierhouten aangekomen, stonden we voor een kolossaal vierkant oud gebouw, temidden van alleen maar bossen.
Binnen waren grote eetzalen en grote slaapzalen. Grote ijzeren pannen met griesmeelpap, waar de vellen en klonters op dreven, was dagelijkse kost.
Bibberend je bed in waarna de heimwee toesloeg. In de hoek zetelde de hoofdzuster met een groot wit schort, een lelijke ongetrouwde heks van onbestemde leeftijd, die ging krijsen als je weer in bed geplast had. Het enige wat ik me herinner waren die grote witte papillotten en dat lelijke gezicht.
Gezondheidsklachten werden opgelost door de directrice. Een steenpuist op m’n achterste werd door haar uitgeknepen, al begreep ik niet wat de pastoor er bij moest.
We hadden steun aan elkaar, maar als de een aan het huilen sloeg, ik was het altijd die begon, volgden de anderen al snel, in volgorde. Elke dag was het raak en de 6 weken duurden zooooo lang!
De kleinste kon het lang tegenhouden, was de sterkste, maar met 3 jankende zusjes bezweek ook zij tenslotte. Zij verdween al snel met 17 jaar naar Australia en trok haar plan, terwijl ik de 6 kinderen het liefst bij elkaar hield. De bemiddelaar, nu nog.
Een klein lichtpuntje was de postverdeling, ‘s avonds voor het slapen gaan. Althans, het had een lichtpuntje moeten zijn. Verwachtingsvol wachtten we op een pakje, brief of kaart, maar iedere keer was de teleurstelling groot; niks.
We hebben toch uiteindelijk een pakketje ontvangen, maar toen gingen we bijna weer weg. Graag krijg ik nog steeds pakketjes met grote strikken. Kaarten en brieven, alle strikken en papier gladgestreken, bewaar ik voor de volgende gelukkige.
Elke dag maakten we lange wandelingen in de bossen en bosbessen plukken en paddenstoelen zoeken deed ik graag. Als het geregend had was de geur in het bos overweldigend. Mijn liefde voor het bos, sprookjes en veel buiten zijn is daar ontstaan.
Want net als Hans en Grietje vonden we de weg altijd terug.
Wat een zegen dat we weer naar huis gingen.
Als cadeau kregen we allemaal dezelfde schoenen en bloemetjesjurken.
Het was toch een harde, 1-ste prille “levenservaring”.
De bleekneusjes waren weer “genezen” en onze moeder “uitgerust”.
Iedere keer als ik nu met een lekker wijntje in m’n heerlijke huis zit, dan geniet ik…………geniet ik.
Henny Ooms-Horstmanshof